Diagnostiek

In een oriëntatie zoeken we antwoorden op volgende vragen:

  • Wat is er aan de hand?
  • Hoe kunnen we deze moeilijkheden begrijpen?
  • Wat is er nodig om de problemen zo goed mogelijk op te lossen?

 

Om deze vragen te onderzoeken, kijken we naar het functioneren van het kind of de jongere, in combinatie met hoe dit inspeelt op de dynamieken binnen het gezin. Er zijn wekelijks contacten met zowel de kinderen of jongeren als met de ouders. Deze contactmomenten kunnen gesprekken of observaties zijn. Vooral bij jongere kinderen gebruiken we meer speelse of creatieve methodes om een duidelijk beeld te krijgen van de ontwikkeling, de aanwezige krachten en kwetsuren. Ook kunnen we psychologisch onderzoek inzetten, bijvoorbeeld bij vermoedens van ontwikkelingsproblemen. Indien nodig, werken we samen met een kinderpsychiater om een goede inschatting te maken. 

 

In elke situatie bekijken we samen met de aanmelder wat de meest aangewezen werkvorm is. Als kinderen of jongeren thuis kunnen blijven tijdens het onderzoek, spreken we over een ambulante oriëntatie. Bij een residentiële oriëntatie verblijven kinderen of jongeren tijdelijk in de leefgroep. Dit kan soms nodig zijn om vanuit het samenleven in groep een beter beeld te krijgen van het functioneren van het kind of de jongere. Ook kan een tijdelijk verblijf in de leefgroep een hulpmiddel zijn om rust te vinden. Even afstand nemen kan immers ruimte bieden om opnieuw aan de slag te gaan. Tenslotte is een verblijf ook aangewezen als er twijfel is of de thuissituatie nog voldoende veilig is.

 

Een begeleiding duurt 60 of 90 dagen en is, indien nodig, verlengbaar met 30 of 60 dagen.